Hier loop ik warm van

The Hotstepper goes Dutch

Johnny, deel 3

leave a comment »

Ik deed onlangs mee aan een verhalenwedstrijd. Maandag a.s. hoor ik of ik op de long list sta. Dat is althans de bedoeling. Misschien hoor ik niets,  krijg ik geen bericht maar dan weet ik ook genoeg.
Omdat ik normaal meestal niet van die lange verhalen schrijf, het leven nu eenmaal snel gaat en lezers van blogs vaak weinig tijd hebben, zal ik het verhaal in drie delen met jullie te delen. Deel drie verschijnt dan op de dag van de uitslag. Vandaag deel 3.

Ik parkeerde schuin op de hoek. Half op de stoep, maar dat leek me in een bocht wel zo praktisch. Daar kon moeilijk iemand over zeuren. Met twee treden tegelijk rende ik de trap van het portiek op. Eenmaal boven moest ik even op adem komen dus ik sloot mijn ogen en legde mijn voorhoofd tegen de koele bakstenen net onder haar huisnummer, 69. Ik had dat altijd vrij toepasselijk gevonden, aangezien ze er niet vies van was. Zonder mijn hoofd op te tillen drukte ik op de bel. Niet te lang, niet te kort, maar dwingend. Ze zou weten dat ik het was.

Toen ik voetstappen hoorde in de gang tilde ik mijn hoofd op, rechtte mijn rug en haalde mijn handen door mijn haar. Terwijl ik hoorde hoe het slot van de deur open klikte, toverde ik mijn meest charmante glimlach op mijn gezicht en verwachtingsvol keek ik naar de deur die echter niet verder dan kierstand opende. Het gezicht achter het kettinkje was niet van mijn lief, toch leek het mij te herkennen. Verbaasd staarde ik in een paar onbekende ogen. ‘Goddomme, hebben ze je weer laten gaan? Sodemieter op gast! Ga weg of ik bel de politie.’ Bijna werd de deur in mijn gezicht dichtgeslagen, maar ik was sneller en ik wist met mijn voet de deur op een kier te houden. De pijn nam ik voor lief. Voor ik echter iets kon zeggen ging de deur van 67 open.

Een boom van een vent stapte naar buiten en nam mij in een soort van houdgreep. Ik kon niet anders dan met hem meelopen, de trap af en naar buiten. ‘Zo pik, ben je er weer? Zullen we er een roken?’, vroeg hij niet onvriendelijk, terwijl hij mij parkeerde op de hete motorkap van mijn auto. Hij diepte een pakje Lucky’s uit zijn borstzakje en haalde er twee sigaretten uit. Met zijn andere hand gebaarde hij naar de onbekende die half verscholen door een kier in de vitrage van het hoekappartement van mijn vriendin naar buiten spiedde. Dat het goed was.

Ik snakte naar adem en zag sterretjes. Voor ik goed en wel was hersteld, had hij de saffies aangestoken en zaten we te roken. ‘Gast, ik weet dat ze veel voor je betekende, maar ze is weg. Ze is vertrokken. Foetsie, pleite, ribbedebie… Je weet toch? Laat het gaan. Stop te komen.’ De reus nam een diepe haal en blies de rook bedachtzaam uit. ‘Als de weg ophoudt, verander. Kies een nieuwe route. Wees geen doodloper.’ Ik knikte. ‘Vincent?’ Hij keek me begripvol aan en knikte, maar schudde toen langzaam zijn hoofd. Met een armgebaar nodigde hij me naar het parkje aan de overkant van de straat.

Ik dacht dat ik hem voorging, maar aangekomen bij het bankje tegenover haar raam was ik alleen. Ik staarde naar de half opgerookte sigaret in mijn hand en sloot even mijn ogen. Toen ik ze weer opende, had ik een houten reet, een droge muil en mijn benen sliepen. De rugleuning van het bankje leek met mij vergroeid. Het schemerde en het was heiig. Even verderop scharrelden twee konijnen. De ene beklom de andere en ze begonnen te neuken.

In het huis van mijn vriendin brandde licht en er klonk muziek. Voor mijn ogen voltrok zich een pantomime van geluk. Het was druk. Er werd gedanst en gelachen. Ik huiverde en voelde me koud tot op mijn botten. Mijn ogen vulden zich met tranen en stil, zonder geluid te maken huilde ik. Niet om de eenzaamheid en leegte van mijn bestaan, maar om het leven en de warmte. Ik huilde om de konijntjes en om de vreugde op het feest in het huis waar ik ooit gelukkig was. En ik bedacht dat ik mijn leven niet kon vergooien.

Written by thehotstepper

augustus 3, 2015 bij 8:30 am

Plaats een reactie